Geschiedenis

Reeds heel vroeg in de geschiedenis is de mens begonnen met een selectie die leidde tot het ontstaan van verschillende rassen. Zo had men ook in West- en Midden Europa een groep honden die speciaal geschikt was voor het verdelgen van ratten en muizen en tevens als waakhond zijn mannetje stond. Deze honden kwam men vooral tegen op boerderijen. Ze werden PINSCHERS genoemd.

Uit de oorspronkelijke Pinschers ontstonden nog twee andere rassen: de ruwharige Hollandse Smoushond en de kortharige Oostenrijkse Pinscher. De kortharige Oostenrijkse Pinscher staat van alle rassen nog het dichtste bij het oorspronkelijke Pinschertype. Ze zijn niet alle gladharig zoals de Dwergpinscher en de Duitse Pinscher, maar hebben een zwaardere vacht. De Oostenrijkse Pinscher is een nog onbedorven hondje, dat pas betrekkelijk kort geleden (1929) werd opgenomen tussen de kynologische erkende rassen, maar als landslag al betrekkelijk oud moet zijn. In 2000 werd de rasnaam verandert in “Oostenrijkse Pinscher”.

 

Gebruik

De Oostenrijkse Pinscher is DE hond voor een actieve en zelfverzekerde mensen die graag buiten zijn en geen despoot of exotische rashond willen.

Om de karaktereigenschappen van een Oostenrijkse Pinscher te begrijpen, moet men terug kijken naar zijn oorspronkelijke doel: als boerderijhond verwachtte men dat hij indringers luid zou melden, huis en erf vrij zou houden van knaagdieren, helpen bij het hoeden van vee en van Natuurlijk ook zonder hek bij de boerderij blijven.

Net als toen is de Oostenrijkse Pinscher nog steeds een goede waakhond. Hij is in het begin wantrouwend tegenover vreemden – hij kiest zijn vrienden graag zelf uit – maar als hij eenmaal iemand leuk vindt, komt zijn zachte kern in het spel.

Pinschers zijn vaak erg knuffelig, ze willen echt geknuffeld worden en zijn heel dicht verbonden bij hun familie. Dat was ook nodig, hij mocht niet te ver van de boerderij afdwalen en vooral niet gaan stropen. Dienovereenkomstig is de passie van de Oostenrijker voor de jacht ( met uitzondering van kleine knaagdieren) zwak. Zijn wil is hiervoor des te meer uitgesproken. Bij het drijven van vee moest min of meer zelfstandig werken en daarom probeert hij bij de africhting nog vaak zijn eigen varianten met verbazingwekkend vernuft te ontwikkelen.

De Oostenrijkse Pinscher is een actieve, levendige hond die graag buiten is.  Helemaal niet zenuwachtig. Hij houdt veel van mensen en kan heel goed met kinderen overweg, zolang deze zich aan de hondenregels van beleefdheid houden.

De Oostenrijkse Pinscher is ook geschikt voor veeleisende taken, zoals het trainen tot therapiehond.  Sport: behendigheid, frisbee, speuren.

Gezinshond, waakhond. De Oostenrijkse Pinscher heeft genoeg aan gemiddelde beweging en spelen in de tuin. Het dier past zich gemakkelijk aan. Echter: lange wandelingen kan het ras ook goed aan. Een Oostenrijkse Pinscher houdt van een uitdaging en zijn zeer goed trainbaar.

Verschijning

Algemeen

Middelgrote, compacte hond met een monter en opgewekte gezichts uitdrukking. Een middellange hals, krachtig met een brede atlaswervel. De ribbenpartij goed uitgebouwd; rug en lendenen kort, breed en goed bespierd. Lendenpartij iets gewelfd. Bekken lang en breed, niet kaarsrecht maar ook niet te veel afhangend. Bovenarm zeer schuin gesteld. Onderarm middellang en recht. Ellebogen niet naar binnen noch naar buiten gedraaid. Polsgewrichten sterk, middenvoet kort en matig schuin gesteld. Een lange, diepe brede borst, tonvormig gewelfd. Voorborst rond en diep. Sterke borstspieren. Het front moet breed zijn. Goed gehoekte achterhand met middellange onderbenen; breed krachtig spronggewricht; korte middenvoet, krachtig bespierd.

Kleur

Geel in allerlei tinten, zwart met tan aftekening of bruin, bijna altijd met witte aftekening (voorhoofd, snuit, halsring, keel, voor- en onderborst, benen, voeten en staartpunt). Hoofd en schedel: Peervormig hoofd, harmonisch bij het lichaam passend met een brede hersenpan en duidelijk uitgesproken jukbeenderen, sterke wangspieren, duidelijke stop, korte, sterke voorsnuit, die niet te smal en spits, noch te breed en te rond mag zijn.

Ogen

Rond met grote donkere oogappels, oogleden aanliggend met een donker pigment.

Oren

Knoporen (het meest gewenst en het vaakst voorkomend), klein, hoog aangezet.

Gebit

Schaargebit.

Lippen

Gesloten, glad aansluitend.

Staart

Hoog aangezet, krachtig, middel lang, dicht behaart.

Voeten

Compact, met goed gesloten, gewelfde tenen en stevige voetzolen

Beharing

Dicht stokhaar. Het haarkleed is kort tot middellang, dicht en glad aanliggend.
De ondervacht is dicht en kort.

Schofthoogte

Loopt van 42 tot 50 cm.

Gewicht

15 tot 22 kg

Aard

Levendig Moedig Waakzaam Opmerkzaam